![]() |
![]() |
Weerspreuken | |
Mensen houden van vogels. Dat is te merken doordat er veel spreekwoorden en zegswijzen zijn waarin vogels gebruikt worden. | |||
|
|||
Weerspreuken en gezegden over "het weer" zijn van alle tijden. Vroeger was er veel belangstelling voor weerspreuken. Boeren kenden deze weerspreuken uit hun hoofd. Ze lieten zich leiden door weerspreuken en raadpleegden deze spreuken voor het zaaien en oogsten van hun velden. Weerspreken bevatten veel waarheid en kloppen meestal wel. In spreuken over het weer op de korte termijn van het jaar zit dikwijls een kern van waarheid, terwijl deze weersvoorspellingen voor de lange termijn doorgaans onjuist zijn. Toch moeten we toegeven dat de weersvoorspellingen zoals we ze hedendaags kennen er ook meestal naast zitten op lange termijn. |
|||
|
Meeuwen op het land, onweer aan het strand Meeuwen op het land, storm op komst Spinnenkoppen zijn nog geen struisvogels, al hebben ze lange poten Spreeuwen eten wel kersen, maar planten geen bomen. Sint Ambrosius (7/12) , patroon van bijen en van spreeuwen, Met kerstmis in de klaver de spreeuw Eén zwaluw maakt nog geen zomer. Vliegt de zwaluw hoog, dan blijft het weer mooi en droog. Vliegen de zwaluwen laag, nadert een regenvlaag. Op de boodschap van Maria leer (maart), Als de zwaluw de dag van de aartsengel ziet, Als de zwaluwen vertrekken voor de noten rijp zijn en de ganzen vroeg beginnen over te vliegen, is een vroege winter te verwachten. Als vinken helder slaan, is 't mooie weer gedaan. Een koekoeksroep ter helft van Meert is voor den boer een daalder weert. Als voor het laatst de koekoek roept, is de zomer weer versnoept. Roept de houtduif keer op keer, dan komt er vast en zeker mooi weer. Zingt de vink vroeg in de meimorgen, dan zal die dag voor regen zorgen. Zingt de vink vroeg in de mei morgen, dan zal die dag voor regen zorgen. Bij klagend geroep van de wulp over 't land, houdt het mooie weer geen stand Wanneer de leeuwerik hoog in de lucht zingt brengt het ons mooi weer. Bij gebrek aan tarwe nestelt de leeuwerik in de haver. Half april, 't zij warm of koud , zingt de nachtegaal in 't hout. Plonst en duikelt eend en gans, is er voor regen kans. Trekvogels in septembernacht, zij maken de Kersttijd zacht. Als de merel laat fluit in september, geeft een koude witte december. Als de hoenders kakelen lang en goed, zal 't regenen in overvloed. Houden de kraaien school, zorg dan voor hout en kool. Kraaien vlak bij schuur en huis, de winter voelt zich thuis. Kraai in de top, binnen drie dagen regen of mot of de kraai kapot. Houden de kraaien voor Allerheiligen school, Op Sint-Abel (05.08) is 't zo warm, dat de kraaien gapen . Indien men in het voorjaar den eersten ooievaar ziet vliegen, Als de wilde ganzen vroeg in den herfst van het oosten naar het westen vliegen, komt er een strenge winter. Als de ganzen nu al naar het zuiden vliegen, zal de winter er niet om liegen. Wanneer des winters ganzen in den vorm eener V vliegen, dan komt er vorst. Vroege vogelzang, maakt de winter lang. Houdt Sint Michiel nog hier het trekkend wild , dan blijft het weder lang zeer mild
|
||
o