Infoplaatje

Gewone oeverlibel (v)
Wetenschappelijke naam : Orthetrum cancellatum
      Vrouwtje
Nederlandse benamingen :  

English : Black-tailed Skimmer
Français : Orthétrum réticulé

Deutch :

Grosser Blaupfeil
   
 

Taxonomische indeling

Rijk : Animalia Dieren
Stam : Arthropoda Geleedpotigen
Onderstam : Hexapoda Zespotigen
Klasse : Insecta Insecten
Orde : Odonata Libellen
Onderorde : Anisoptera Echte libellen
Familie : Libellulidae Korenbouten
Geslacht :

Orthetrum

Oeverlibellen
     
    Linnaeus (1758)
   
Vindplaats : Damvallei - Destelbergen
Oost Vlaanderen - België
Datum : 5 juli 2020
 
 
 
 
 
 
           
Omschrijving :

De gewone oeverlibel heeft een pijlvormig achterlijf: het begint breed, eindigt in een punt en heeft rechte zijkanten. Het gezicht is geel tot bruin. De pterostigmata zijn zwart. Uitgekleurde mannetjes hebben een blauwberijpt achterlijf met een duidelijke zwarte punt. Aan de buitenranden van de segmenten staan gele streepjes, die bij oude mannetjes verdwijnen onder nog meer blauwe berijping. Het borststuk is bruin, zonder blauwe berijping. Jonge mannetjes die nog geen berijping op het achterlijf hebben, zien eruit als vrouwtjes: de grondkleur van het lichaam (zowel achterlijf als borststuk en gezicht) is geel. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengtestrepen.
De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 44 en 50 millimeter en de spanwijdte is 70 tot 80 mm; de larve is 19-29 mm lang

De vliegtijd van de gewone oeverlibel is van begin mei tot eind september, met de hoogste aantallen in juni, juli en de eerste helft van augustus..

De habitat van de gewone oeverlibel bestaat uit stilstaande of zwak stromende wateren, zowel met veel waterplanten als grotere meren met weinig vegetatie. De ondergrond dient liefst kaal te zijn, de waterbodem zandig of kiezelig. De soort is weinig kritisch ten aanzien van biotoop en waterkwaliteit, mits de oever enkele schaarsbegroeide plekken heeft en niet sterk beschaduwd is. In Nederland komt hij veel voor bij vijvers en plassen, maar ook bij vennen, weteringen en sloten.

Oeverlibellen gaan graag op stenen en kale bodems zitten dichtbij het water. Vooral vlak na het uitkomen beweegt deze soort zich ver weg van het water en is dan bijvoorbeeld jagend langs wegen te vinden.

 
 
 
 
         
Naamgeving :

(Gr.) orthos=recht, etron=onderlichaam; duidt op de evenwijdige zijden van het achterlijf
(L.) cancellatum=met een traliewerk of rooster; duidt op het zwarte patroon op het achterlijf van een onberijpt exemplaar

 
   
  Bron : Wikipedia